van muuranker
Van een
muuranker
valt eigenlijk alleen de schieter op.
Het is de staaf die verticaal door het
oog van het anker
gestoken wordt om
zoveel mogelijk lagen van het
metselwerk
te omvatten.
Vooral bij bedrijfsgebouwen is te zien hoe simpel de schieter kan zijn.
Een stevige staaf maken is geen kunst, maar aan één
voorwaarde moet deze altijd voldoen: hij mag niet door het oog kunnen zakken.
Twee 'kneepjes' in het ijzer (wanneer het nog heet is), geven
kleine uitstulpingen die voldoende zijn.
Om ijzer te sparen kan de schieter naar zijn einden toe dunner zijn.
Die einden zijn vaak extra plat geslagen en voorzien van een klein
Andreaskruisje.
Er is nog een manier om te zorgen dat de schieter niet omlaag kan zakken:
krullen eraan smeden. Eén krulletje boven het is is genoeg,
en soms zien we er een naar voren steken, al dan niet
versierd met een
drakenkopje.
Maar hoe meer krullen, hoe fraaier het gevelbeeld wordt.
Dus zijn de schieters vooral aan de
voorgevel
vaak zo rijk versierd, dat we van
sierankers
spreken. En dàt zijn dan ook de ankers die iedereen echt wel ziet zitten.
De schieter wordt ook wel '
schoot'
genoemd. Vandaar de term 'schootanker' voor een muuranker met een schieter, dit in tegenstelling met een
anker uit één stuk.
Tekst: Jean Penders, 08-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders